|
Het laantje van Van der Gaag |
...of: Het kromme lijntje van Crommelin
Deze tekening van H.W.Last verscheen in 'De Nederlandsche Stoompost' van 6 juni 1847. Het kromme lijntje van Crommelin is hierop nogal overdreven voorgesteld: men kon toen echt wel strakkere spoorbogen aanleggen dan hier is weergegeven...
De meeste spoorliefhebbers hebben het verhaal wel eens ergens gelezen of gehoord: toen de spoorlijn tussen Den Haag en Rotterdam werd aangelegd, zou de lijn daarbij onder andere het zogenoemde Laantje van Van der Gaag bij Delft moeten kruisen. Omdat de eigenaar een exorbitant bedrag voor de benodigde grond vroeg, besloot de spoorwegmaatschappij uiteindelijk de spoorlijn dan maar met een grote boog om het laantje heen te leiden. Het is een bekend verhaal dat in veel boeken opduikt, maar er is ook iets vreemds mee aan de hand: geen twee versies van het verhaal zijn hetzelfde, en vaak spreken deze elkaar onderling zelfs tegen. Zo was het volgens de ene lezing Van der Gaag zelf die op deze manier een halte langs de spoorlijn wilde afdwingen, een andere lezing heeft het weer over een drietal speculanten dat op niets anders dan geldelijk gewin uit was. De onderstaande versie wijkt dan ook op een aantal punten af van wat meestal in de spoorliteratuur staat geschreven, maar is wel het meest consistent met een aantal bronnen uit de gemeentearchieven van Delft en Heemstede (met dank aan Hans Krol en Peter van der Krogt voor hun waardevolle aanvullende informatie).
De affaire rond het Laantje speelde in 1847, maar het verhaal erachter begon al vijf jaar eerder: niet in Delft, maar in de buurt van het plaatsje Heemstede waar in 1842 de gronden werden aangekocht voor de aanleg van de spoorlijn Haarlem-Leiden. Een van de benodigde stukken grond betrof een weiland dat in de buurt van het huidige station Heemstede-Aerdenhout lag. De eigenaar, Aernout Hendrik van Wickevoort Crommelin, was bereid dit voor een bescheiden bedrag van de hand te doen, mits er aan de Zandvoorterstraatweg een halte zou komen ten behoeve van reizigers uit Heemstede en omgeving. De gevolmachtigde van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) liet echter weten dat hier geen sprake van kon zijn: de spoorlijn moest een zeer snelle verbinding tussen Rotterdam en Amsterdam gaan vormen, en dat plan was onmogelijk te verwezenlijken als de trein om de paar kilometer bij een of ander dorp of gehucht moest stoppen. Tussen Haarlem en Leiden zouden er daarom zeer beslist geen haltes komen, niet bij Heemstede en ook niet op een andere plek langs het baanvak. Van Wickevoort Crommelin legde zich toen maar bij deze uitleg neer en verkocht de grond voor het vrij bescheiden bedrag van 1600 gulden.
In de dienstregeling van 1854 staan de gewraakte haltes nog steeds vermeld.
Op 17 augustus van dat jaar werd de lijn Haarlem-Leiden geopend voor het publiek. Men kan zich de verbazing en ook verontwaardiging van Van Wickevoort Crommelin voorstellen toen hij de dienstregeling onder ogen kreeg, en zag dat de trein tussen Haarlem en Leiden bij niet minder dan
vijf haltes stilhield: Vogelenzang, Hillegommerbeek, Veenenburg, Piet Gijzenbrug en Warmond. Alleen bij de Zandvoorterstraatweg reed de trein wel in volle vaart voorbij... Desgevraagd liet de HIJSM doodleuk weten dat men wel verplicht was geweest deze haltes aan te leggen, omdat dit bij de aankoop van de benodigde gronden door de toenmalige eigenaren zo was bedongen. En zo bleek dus dat de grondbezitters die hadden dwarsgelegen uiteindelijk werden beloond, terwijl degenen die de zaak niet op de spits hadden willen drijven met lege handen achterbleven.
Aernout Hendrik van Wickevoort Crommelin
De nieuwe spoorlijn bleek al snel een groot succes, maar de inwoners van Heemstede en het aangrenzende Aerdenhout en Berkenrode bleven verstoken van de voordelen die dit nieuwe vervoermiddel bood. Ernstiger nog was het feit dat veel andere vormen van vervoer de concurrentie met de trein niet meer aankonden en werden opgedoekt; zo bleven er van de 22 diligence-diensten die Heemstede vroeger aandeden nog slechts 4 over, die bovendien alleen in het holst van de nacht reden. In 1844 stuurden de gemeentebesturen daarom tot tweemaal toe een request naar de directie van de spoorwegen, met het dringende verzoek alsnog een halte bij de Zandvoorterstraatweg te openen. Men bood de tweede keer zelfs aan de eventuele kosten te vergoeden die een extra stop bij de halte zou kunnen veroorzaken, maar het mocht allemaal niet baten. De HIJSM bleef volharden in haar weigering, Heemstede kreeg zijn halte niet.
In een laatste poging om de HIJSM op andere gedachten te brengen stelde Van Wickevoort Crommelin toen samen met de heren A. K. van Lennep en J. van der Meije een gewaagd plan op. Bij Delft lag een laantje dat bij de plaatselijke bevolking bekend stond als het 'Laantje van Van der Gaag', zo genoemd naar de eigenaar Jacob van der Gaag die in de buurt een logement dreef. Bij de aanleg van de lijn Den Haag - Rotterdam zou het spoor dit laantje kruisen, maar omdat er nog geen overeenstemming was bereikt over de prijs had de HIJSM deze grond nog niet in haar bezit gekregen. Het genoemde drietal bood Van der Gaag daarop een bedrag waarvoor deze het laantje wel van de hand wilde doen, en zo zag de HIJSM zich na vier jaar wederom gedwongen om met Van Wickevoort Crommelin in onderhandeling te treden over de aankoop van een voor de spoorlijn benodigd stuk grond. Samen met een gemachtigde van de HIJSM werd op 7 november 1845 een concept-contract opgesteld waarin werd overeengekomen dat de grond tegen kostprijs, zijnde 1200 gulden, aan de HIJSM zou worden overgedragen. Het betrof hier een standaard aankoop-contract van de spoorwegmaatschappij, waarin echter twee cruciale aanvullende voorwaarden werden opgenomen:
7º De verkoop geschiedt onder beding, dat aan den Zandvoortschen straatweg voor het publiek gelegenheid zal worden gegeven, om uit en in de spoortreinen te gaan, op dezelfde wijze als dat plaats heeft aan de laan van het Nieuw-Oosteinde nabij 's-Gravenhage.
...
10º Indien in het vervolg van tijd de sub no.7 bedongen halt of station kwam te vervallen, of wierd ingetrokken, zal de maatschappij of hare regtverkrijgenden aan de verkoopers of aan hunne regtvekrijgenden moeten betalen eene som van twintig duizend gulden.
Juist de volgende dag zou het laantje formeel worden overgeschreven van Van der Gaag naar Van Wickevoort c.s., maar de gemachtigde van de HIJSM stelde voor hier nog even mee te wachten totdat de reactie van de directie op het concept-contract bekend zou zijn. Anders zou men immers maar "onnodige kosten" maken door de grond eerst naar Van Wickevoort over te schrijven, om die enkele dagen later weer op naam van de HIJSM te moeten zetten.
Of spaarzin de echte reden was voor dit voorstel valt te betwijfelen, feit is dat terwijl het drietal van Van Wickevoort nog steeds op een reactie van de HIJSM wachtte, Van der Gaag op 19 november opeens werd gedagvaard ter onteigening van zijn grond! Omdat Van der Gaag al een koopcontract met het drietal had gesloten kon hij niet anders dan figureren als representant van Van Wickevoort, die zich gesteund wist door een groep van bekwame advocaten. Het onteigeningsproces bleek zich veel langer voort te slepen dan de directie van de HIJSM gehoopt of verwacht had, en na anderhalf jaar juridisch touwtrekken was er nog steeds geen oplossing in zicht. Ondertussen was de spoorlijn tussen Den Haag en Rotterdam wel bijna voltooid, alleen het stukje over het land van Van der Gaag ontbrak nog.
De HIJSM zat dus met de handen in het haar; men wilde pertinent niet aan de eis van een halte bij Heemstede voldoen of 20.000 gulden betalen, maar de opening van de spoorlijn Den Haag - Rotterdam kon natuurlijk ook niet uitgesteld worden. Uiteindelijk kwam F. W. Conrad, die bij de aanleg van de spoorlijnen in Nederland al een belangrijke rol had gespeeld, met de oplossing: laat de treinen via een hulpbaan om het beruchte laantje heen rijden! Zo eenvoudig als dit klinkt was het in praktijk toch niet, de treinen zouden namelijk nog steeds niet ongehinderd van Den Haag naar Rotterdam kunnen rijden. De bogen waren met een straal van 65 el zeer krap bemeten en lagen bovendien schuin: de buitenste spoorstaaf lag 12 centimeter hoger dan de binnenste. Slechts door zeer behoedzaam te manoeuvreren zou een trein deze bogen kunnen nemen zonder te ontsporen. Bij aankomst van een trein bij de hulpbaan zou de locomotief daarom losgekoppeld moeten worden, waarna deze los over de ruim 500 meter lange hulpbaan zou rijden. De rijtuigen zouden door een speciaal hiervoor op een zijspoor aan de zuidkant van de hulpbaan gestationeerde locomotief over de hulpbaan worden getrokken (richting Rotterdam) dan wel geduwd (richting Den Haag). Aangezien de locomotief hierbij met de neus 'vooruit' moest staan, was in het zijspoor een draaischijf aangebracht. Ook uit de overige technische gegevens blijkt duidelijk dat men er rekening mee hield dat de hulpbaan nog geruime tijd zou moeten dienstdoen.
Op deze tekening uit het HIJSM-gedenkboek is duidelijk te zien dat de hulpbaan voor het grootste deel bestaat uit drie cirkelbogen met een straal van 65 el. Rechts is het zijspoor met de draaischijf zichtbaar.
Op 31 mei 1847 werden de eerste proefritten gehouden, waarbij het berijden van de bogen bleek mee te vallen; de hulplocomotief zou niet nodig zijn. Op 3 juni konden de eerste reizigerstreinen rechtstreeks van Den Haag naar Rotterdam rijden waarbij de boog, die in de volksmond al "het Kromme lijntje van Crommelin" werd genoemd, uiteraard wel stapvoets moest worden genomen. Het was Van Wickevoort Crommelin en zijn companen nu duidelijk geworden dat de HIJSM hen op geen enkele manier tegemoet wenste te komen. Op de openingsdag deden ze nog een tweetal voorstellen om tot een oplossing te komen: de HIJSM kon de grond tegen de gemaakte kosten overnemen
zonder dat er een halte bij Heemstede moest komen, of men kon de grond zelfs gratis krijgen als die halte er wel zou komen.
De HIJSM bleek echter vastbesloten om de zaak nu tot het bittere einde uit te vechten, en schoof beide voorstellen terzijde. Onder andere het feit dat het berijden van de bogen voor de reizigers door mogelijke ontsporingen ook niet zonder gevaar was, deed Van Wickevoort Crommelin uiteindelijk besluiten op 7 juni de volgende brief aan de president van de HIJSM te sturen:
"Met diep leedwezen hebben wij uit uwe missie van 5 dezer vernomen, dat de raad van bestuur der Hollandsche ijzeren spoorweg-maatschappij, door het afwijzen van onzen voorslag, getoond heeft geene zwarigheid te maken om de gevaarvolle exploitatie van het hulpspoor te blijven voortzetten tot tijd en wijlen het proces omtrent het laantje zoude zijn afgeloopen.
Wij daarentegen denken daarover minder ruim, en willen zelfs den schijn doen ophouden van eenige verantwoordelijkheid in de ongelukkige gevolgen, die zulks zoude kunnen na zich slepen.
Dezelfde beweegredenen dus, die ons geleid hebben, om Uw Ed. Gestr. de mondelinge tweeledige propositie van den 3e dezer te doen, brengen ons tot het besluit, gelijk wij de eer hebben U bij deze mede te deelen, dat wij, van dit oogenblik af aan, het bewuste laantje geheel vrij ter uwer beschikking stellen, hetzelfde op uwe eerste aanvrage aan u in eigendom zullen transporteren, en dat wij deswege van uwe maatschappij niets verlangen te ontvangen.
Is het oogmerk, waartoe deze zaak in der tijd was aangevangen, vrij van persoonlijk belang geweest; had hetzelve ten doel, om de belangen van eenige gemeenten te bevorderen; wij vertrouwen, dat wij ook thans, door op deze wijze te eindigen, ons zelven zijn gelijk gebleven; en dat spoedig de tijd mogen worden geboren, dat de maatschappij, beter ingelicht en vrij van tegenwerkenden invloed, eene halt aan den Zandvoorder straatweg zal verleenen, tot verkrijging van welke, in het belang van die gemeenten, wij eerst bij Uw Ed. Gestr. vruchtelooze minnelijke pogingen hebben aangewendm en ons later vele persoonlijke verdrietelijkheden getroost en geld ten beste hebben gehad."
Hiermee stelde men dus het zo omstreden stukje grond nu gratis en zonder verdere voorwaarden ter beschikking van de spoorwegmaatschappij, die het in dankbaarheid aanvaardde. Al in de nacht van 7 op 8 juni werd de spoorlijn doorgetrokken en met ingang van de volgende dag was de hulpbaan niet meer nodig. Dat de aanleg hiervan meer had gekost dan de f20.000,- die men anders voor het laantje had moeten betalen is echter wel zeker.
En hoe moest het nu met de inwoners van Heemstede die met de trein wilden reizen? Vanaf 1872 stopten er in de zomermaanden enkele treinen bij de Zandvoortselaan, maar deze waren voornamelijk bedoeld voor strandgangers (de spoorlijn Haarlem-Zandvoort werd pas in 1881 geopend!). Het duurde nog tot 1928 voor Heemstede een echte halte kreeg, waar in 1958 het huidige stationsgebouw verrees. Nog tot op de dag van vandaag kunnen treinreizigers in- en uitstappen op station Heemstede-Aerdenhout aan de Zandvoortselaan, terwijl de in 1842 geopende haltes Vogelenzang, Hillegommerbeek, Veenenburg, Piet Gijzenbrug en Warmond al tientallen jaren geleden werden opgeheven...
Delft rond 1847, het station lag toen nog ter hoogte van kilometer 69.2. Het huidige stationsgebouw dateert van 1883 en ligt zo'n 300 meter zuidelijker.
Interessant is ten slotte nog de vraag waar het Laantje van Van der Gaag en de hulpbaan precies hebben gelegen, al kan men uiteraard niet verwachten dat er tegenwoordig nog iets van terug te vinden zal zijn. De bovenstaande afbeeldingen geven op dit punt helaas te weinig informatie. In het jubileumnummer van Op de Rails uit 1964 staat het artikel '125 jaar Oude Lijn' van de hand van J.G.C.van de Meene en R.Ankersmit, waarin een tekening is opgenomen die wel goed bruikbaar is voor dit doel :
Op de topografische kaart van de omgeving van het station van Delft blijkt een aantal zaken nog prima terug te vinden: de knik in de spoorlijn ten noorden van het station, de gebouwen van de Constructiewerkplaats van de Artillerie-inrichtiungen (tussen de Delftsche Schie en de Van Leeuwenhoeksingel), de Kolk en niet in de laatste plaats de kilometerbordjes. Al met al genoeg aanknopingspunten om de exacte ligging van de hulpboog en het Laantje van de ene kaart op de andere over te kunnen zetten :
Het blijkt dus dat de hulpboog net ten zuiden van de Prinses Irenetunnel heeft gelegen. In Delft weet men dit ook, want op het voormalige industrieterrein ten oosten van de spoorbaan is een woonwijk aangelegd waar precies op de plek van het beruchte laantje nu de 'Crommelinlaan' te vinden is. Ook twee andere hoofdrolspelers uit dit verhaal zijn in straatnamen vereeuwigd, parallel aan de Crommelinlaan vindt men hier namelijk nog de Laan van Van der Gaag en de Conradlaan.
Peter van der Krogt schreef het in mei 2000 verschenen boek "Straatnamen van Delft" en was daarnaast als lid van de Commissie voor Straatnaamgeving in Delft betrokken bij de naamgeving van een aantal voor dit verhaal relevante straten (zie verderop).
Begin 2000 ontving ik van hem naar aanleiding van een eerste versie van deze pagina de volgende reactie:
"(...) Het komt er op neer dat het niet Van der Gaag was die niet aan de spoorweg wilde verkopen, maar A.H. van Wickevoort Crommelin c.s., die zo een station bij Heemstede wilde afdwingen. Vandaar dat het oude laantje van Van der Gaag omgedoopt is in Crommelinlaan (Crommelin en Kromme Lijn lijken zo veel op elkaar, eigenlijk te mooi om waar te zijn). De huidige Crommelinlaan ligt exact op de plaats van de oude. Ik voeg hieronder wat teksten bij die in mijn nieuwe straatnaamboek van Delft (te publiceren in mei 2000) zullen komen (de eerste uitgave was in 1985 en is inmiddels niet meer verkrijgbaar)."
Crommelinlaan
Schieweg (2700) Hooikade
ca. 1847; rbsl. 27 oktober 1994 en 26 januari 1995 opnieuw vastgesteld voor iets gewijzigd verloop
In Nederland 2x
De Crommelinlaan is op merkwaardige wijze genoemd naar mr. Aarnoud Hendrik van Wickevoort Crommelin, heer van Berkenrode (Amsterdam 1797-Heemstede 1881). In het midden van de vorige eeuw werd de spoorlijn tussen Haarlem en Leiden aangelegd. De bewoners van Heemstede, Berkenrode, Bloemendaal en Zandvoort verzochten verschillende malen aan de directie van de spoorwegen om een halte bij Heemstede te maken. Toen dit steeds geweigerd werd probeerden mr. A.H. van Wickevoort Crommelin, ambachtsheer van Berkenrode, J. van der Meije en A.K. van Lennep de spoorwegen te dwingen. Zij hadden vernomen dat men voor de aanleg van de spoorlijn Den Haag-Rotterdam nog een zeker laantje bij Delft nodig had. Dat laantje kruiste de geplande lijn. In 1846 kochten deze drie heren het zgn. Laantje van Van der Gaag van de eigenaar Jacob van der Gaag (zie Laan van Van der Gaag). De spoorwegmaatschappij kon het nu van hen voor 20.000 gulden kopen, terwijl het op 80 gulden getaxeerd was, òf er moest een halte bij Heemstede komen. De maatschappij gaf niet toe aan deze chantage en legde een hulpspoorlijntje aan met een grote bocht om het laantje (zie ook Conradlaan). Spottend noemde men dit de 'Cromme lijn'. Slechts vier dagen bleef de Cromme lijn in gebruik, toen gaven de drie heren toe, door de publieke druk gedwongen. Het station in Heemstede kwam er pas in 1872. Het laantje bleef voortaan Crommelinlaan heten als herinnering aan Van Wickevoort Crommelin èn aan de Cromme lijn. In de artikelen over dit kromme lijntje wordt Crommelin abusievelijk als burgemeester van Zandvoort vermeld; in die tijd was echter J. van der Mije daar burgemeester.
Een oudere benaming voor de Crommelinlaan is Strooiendorp. In 1994 en 1995 is met de hernieuwde Crommelinlaan, de Laan van Van der Gaag en de Conradlaan dit stukje Delftse spoorweghistorie vastgelegd.
Lit. P.C. Visser. 'De eerste trein rijdt officieel langs Delft'. In Delft bladzijden uit zijn geschiedenis, 155-160. Delft, [1969].
Laan van Van der Gaag
Schieweg (2700) Hooikade
Rbsl. 28 april 1994
Jacob van der Gaag (Delft 1784-1867) was eigenaar van de Stads Herberg 'Buyten' aan het Zuideinde. De 'laan' die naast zijn herberg begon en de polder in leidde werd volgens eeuwenlang gebruik 'Laantje van Van der Gaag' genoemd. In 1846 verkocht hij een klein deel van die laan aan mr. A.H. van Wickevoort Crommelin, die daarmee de voortgang van de aanleg van de spoorlijn wilde beletten. Zie daarover verder bij de Crommelinlaan.
Conradlaan
Schieweg (2700) Hooikade
Rbsl. 28 april 1994
Frederik Willem Conrad (Spaarnwoude 1800-München 1870), opgeleid als kadet van de waterstaat aan de artillerie- en genieschool te Delft, waar hij in 1817 tot aspirant-ingenieur benoemd werd. Hij was van Delftse komaf; zijn vader Frederik Willem Conrad (Delft 1769-Halfweg 1808) was als 9-jarige wees opgenomen in de Delftse Fundatie van Renswoude, waar hij bijzondere wiskundige aanleg toonde. Conrad sr. maakte zich bijzonder verdienstelijk voor de waterstaat, in 1807 werd hij benoemd tot inspecteur-generaal van het korps van de waterstaat.
Conrad jr. was aanvankelijk betrokken bij de aanleg van diverse kanalen. In 1839 werd hij spoorwegingenieur, vanaf 1840 ingenieur-directeur van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij. Onder zijn leiding werd de spoorlijn langs Delft aangelegd. Ongeveer op de plaats van deze straat lag het beroemde 'Cromme lijntje' (zie Crommelinlaan). Hij schreef zelf een werkje over deze lijn: Beschrijving van het Hulpspoor nabij Delft met afbeeldingen. In 1855 werd hij president van de internationale commissie van ingenieurs, die de aanleg van het Suezkanaal voorbereidde, en van 1858 tot 1865 was hij de vertegenwoordiger van de onderkoning van Egypte bij de Suezkanaalmaatschappij. Nadat hij in december 1869 de plechtige opening van dit kanaal had bijgewoond, overleed hij op de terugreis in een hotel in München.
Hillenlaan
Schieweg (2700) Hooikade
Rbsl. 28 april 1994
In de omgeving van deze straat was de N.V. A. Hillen's Sigaren- en Tabaksfabrieken gevestigd. Deze firma was opgericht in 1772 door Gerrit Hillen (overl. Delft 1805) en tot bloei gebracht door diens zoon Albertus Hillen (Delft 1774-1834). In februari 1937 moest de fabriek met 300 werknemers gesloten worden. Het gebouw werd toen gekocht door de firma Braat.
Op
www.archeologienet.nl zijn de 'veldminuten' te bekijken van de topografisch militaire kaart die in de periode 1844-1864 werd gemaakt. Via onderstaande links is de kaart op te roepen waarop Delft staat afgebeeld:
Kleine versie: 560x700 pixels / 140 kB.
Grote versie: 3204x4000 pixels / 2.3 MB.
Op deze kaart is de situatie van omstreeks 1850 weergegeven, dus kort na de opening van de spoorlijn tussen Den Haag en Rotterdam. De plek waar het hele verhaal zich afspeelde is hierop nog gemakkelijk terug te vinden: het Laantje loopt vanaf de Kolk tot aan de spoorbaan, terwijl aan de andere kant van het spoor het gebouw staat dat onder andere ook op de tekening in 'De Nederlandsche Stoompost' zichtbaar is.
In 1938 ging Johan Paauw al eens op pad om te kijken wat er nog te vinden was op de plek van het Kromme Lijntje. In januari 1939 verscheen zijn verslag
"Op zoek naar het Laantje van Van der Gaag" in het NS-maandblad.
Klik hier om een kopie van dit artikel te bekijken.
In de dienstregeling van 1854 staan de gewraakte haltes nog steeds vermeld.
Op 19 september 1944 vloog een vliegtuig van de RAF over Nederland om diverse gebieden vanuit de lucht te fotograferen. Ook deze foto's zijn op de site van
www.archeologienet.nl te bekijken. Op een van deze foto's is het gebied rondom het station van Delft zichtbaar:
- Kleine versie: 573x700 pixels / 76 kB.
- Grote versie: 4254x5200 pixels / 703 kB.
Links is een klein deel van deze foto weergegeven, het noorden ligt hier aan de linkerkant. Er is een hoop veranderd ten opzichte van de kaart uit 1850, maar ondanks de aanleg van een groot fabriekscomplex is de loop van het vroegere Laantje toch goed bewaard gebleven. Onderaan de foto (ten westen van de spoorlijn) is nog een gedeelte van het Laantje zichtbaar als het smalle dijkje dat in het artikel van Johan Pauw werd genoemd.
Ook interessant op deze foto is de de boog linksonder, dit is namelijk een tramlijn van de WSM. Vanaf Delft kon men indertijd per tram naar Schipluiden en vervolgens verder richting Maassluis of Naaldwijk reizen. De stoomtram reed hierbij een flink eind langs de oevers van de Gaag(!), de oude trambaan is hier nu onder andere nog als een pad met de naam Tramkade of Gaagpad te vinden.
Meer informatie:
- Op de Rails, 125 jaar spoor; jubileumnummer 24 september 1964, pag.211
- Op de Rails, maart 1989, pag. 88
- Railkroniek 40 (6/86), pag.15
- Geschiedenis der Nederlandsche Spoorwegen, Jonckers Nieboer, pag.60-61
De volgende artikelen belichten vooral de rol die Van Wickenvoort Crommelin in het gebeurde spelen (met dank aan Hans Krol):
- Archief van Berkenrode (Archiefdienst voor Kennemerland), nummers 196-201.
- J.A.Bomans, Het kromme lijntje van Crommelin en de Heerweg zonder Heren. In: Nieuwsbrief VOHB, 59, 1989, p. 13-19.
- G.van Duinen, De geschiedenis van de Heerlijkheid Berkenrode. Heemstede, Vereniging Oud Heemstede-Bennebroek, 1957.
- Hans Krol, Het Cromme lijntje van Crommelin. In: Nieuwsbrief VOHB, nummer 62, november 1989, p.12-15.